Met de handen in de schoot zitten.
Luieren.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Hij zit in Abraham's schoot.
- Handen in de schoot dat geeft geen brood.
- Hij heeft het hoofd in de schoot gelegd.
- Het is hem in de schoot geworpen.
- Schoot gaan.
- De schoot vieren.
- Met big zitten.
- Wie zijn billen brandt moet op de blaren zitten.
- In de brand zitten.
- Iemand achter de broek zitten.
- In een diep dal zitten.
- In een dip zitten.
- Op een droogje zitten.
- Hij wil voor een dubbeltje op de eerste rang zitten.
- Met een ei zitten.
- Die zijn gat verbrandt die moet op de blaren zitten.
- Daar zitten graten in.
- Iemand op de hielen zitten.
- Iemand in de kam zitten.
- In iemands klaver zitten.
- Klem zitten.
- Te koop zitten.
- Op je krent zitten.
- In de krot zitten.
- Er zitten latten aan het huis.
- Iemand op het leer zitten.
- Onder het mes zitten.
- Ergens mee omhoog zitten.
- Onder de plak zitten.
- In de puree zitten.
- Iemand in de rapen zitten.
- In de rats zitten.
- Iemand in de saus laten zitten.
- In de schuurzak zitten.
- Iemand zitten te stangen.
- Zij moest in de tinkast zitten.
- In iemands vaarwater zitten.
- Vast in de beugels zitten.
- Iemand achter de veren zitten.
- Iemand achter de vodden zitten.
- Hij heeft bloed aan zijn handen.
- Hij heeft zijn handen zaligheid beloofd.
- Op iemands handen leggen.
- Hij komt handen te kort.
- Grote heren hebben lange handen.
- Hij mag zijn handen wel dichtknijpen.
- Een mens moet zijn handen kunnen gebruiken.
- Men moet met handen en niet met manden zaaien.
- Iemand onder handen nemen.
- Iets onder handen hebben.
- Iemand op handen dragen.
- Zij zijn twee handen op één buik.
- Men zaait met handen en niet met manden.
- Hij zit met zijn handen in het haar.
- Vele handen maken licht werk.
- De handen ineen slaan.
- Zijn handen staan krom.
- Zijn handen jeuken hem.
- Veel handen maken licht werk.
- De handen uit de mouwen steken.
- Handen stil, tanden stil.
- Hij is aan handen en voeten gebonden.
- De handen vrij krijgen.
- Zijn handen ergens aan vuil maken.
- Iemand de handen zalven.
- Niemand kan ijzer met handen breken.
- De leiding in handen nemen.
- Waar de lippen werken daar rusten de handen.
- Die man is als was in zijn handen.
- Bij Jakobs stem behoren geen Ezau's handen.
- De teugels in handen nemen.
- Hij houdt de troeven in handen.
- Het zijn twee handen op één buik.
- Het zijn twee handen op één buik.
- Iets aan vreemde handen toevertrouwen.
- Hij wast er zijn handen van af.
- Hij wast zijn handen in onschuld.
- Iemand werk uit handen nemen.
- Hij is als een willoos werktuig in zijn handen.