Spreekwoorden van A tot Z

Hij is goed daarmee bekend.

Hij is ijzersterk en gevoelloos.

Hij is van een slechte situatie in een nog slechtere situatie beland.

Hij is een bierdrinker.

Hij is homofiel.

Hij is boosaardig / Hij is woest.

Hij is van een slechte situatie in een nog slechtere situatie terecht gekomen.

Hij is een slecht persoon.

Hij is doodgegaan.

Hij is een vrek.

Hij is (door een schokkende gebeurtenis) helemaal in de war geraakt.

Hij is dartel van blijdschap.

Hij heeft teveel gedronken.

Hij is van streek geraakt.

Hij is een gierigaard.

Hij is gehuwd.

Hij is niet meer eerlijk.

Hij is van armoedige afkomst.

Hij heeft zijn haar laten knippen.

Hij heeft een flinke tegenslag te verduren gekregen.

Hij is niet normaal.

Hij is heel erg mager.

Hij lijkt op zijn ouders.

Hij is voor altijd vertrokken.

Hij is erg sterk.

Hij is erg levendig.

Hij is niet normaal.

Hij was eerst de vervolger maar is nu de verdediger.

Hij mag niet meer naar die school toegaan.

Hij is verward; hij is uit zijn gewone doen.