Spreekwoorden met kunnen

Dat zou wel eens vervelende gevolgen kunnen hebben.

Ook met jongelui kan het slecht aflopen.

Met die zaak kunnen ze maar beter stoppen.

Een mens zonder verbeelding is niets.

Niet zonder iets kunnen leven.

Zich niet kunnen bewegen.

Wie over veel rijkdom of roem beschikt vertoont al gauw buitensporig gedrag.

Niet zeggen maar wel weten wie het gedaan heeft.

Iemand verschrikkelijk haten.

Niet hetzelfde kunnen als een ander.

Iets heel makkelijk kunnen doen.

Iets heel gemakkelijk kunnen doen.

Niet aan hem kunnen tippen.

De wereld is niet razend gemaakt.

Twee slimme mensen maken elkaar niets wijs.

Twee onvermogenden kunnen elkaar niet bijstaan.

We zijn blij als we van hem af zijn.

Goed kunnen praten.