Spreekwoorden met weten

Dat weet niemand.

Dat mag wel in de krant.

Je moet als verkoper een verkoopprijs bekend maken zodat de koper een bod kan doen.

Je weet iets pas echt zeker als je het gemeten hebt.

Niet weten hoe iets aan te pakken.

De details van iets willen weten.

Hij is graag van alle details op de hoogte.

Dat weet niemand.

Je moet kinderen niet zonder toezicht laten.

Je moet weten te nemen en te geven.

Onze kennis is maar beperkt.

Altijd iets terug kunnen zeggen.

Zij spannen samen.

We hoeven elkaar niets wijs te maken.

Goed op de hoogte zijn.

Er niks vanaf weten.

Weten waar (in wat voor vervelende situatie) je terecht bent gekomen.

Goed op de hoogte zijn van alles.

Willen weten wat er precies is gebeurd.

Willen weten hoe vermogend iemand is.

Willen weten wat voor soort persoon het is.