Spreekwoorden op trefwoord zeggen
Hij kan hond nog stront zeggen.
Hij zegt niemand gedag.
Die vele horen zeggen horen vele liegen.
Je moet niet alles zomaar geloven (en doorvertellen) wat je hebt vernomen via roddels.
Van horen zeggen liegt men het meeste.
Je moet niet alles zomaar geloven (en doorvertellen) wat je hebt vernomen via roddels.
Horen zeggen is half gelogen.
Je moet niet alles zomaar geloven (en doorvertellen) wat je hebt vernomen via roddels.
Iets om de kool zeggen.
Een grapje maken.
Op de man af iets zeggen.
Eerlijk tegen iemand zeggen hoe je er over denkt.
Iemand ongezouten [vierkant] de waarheid zeggen.
Iemand precies zeggen wat er allemaal verkeerd is aan hem.
Praten en breien zeggen de meisjes van Leien.
Zij kunnen twee dingen tegelijk doen.
Door dit rijmpje op te zeggen verdwijnt de hik.
De hinkende bode komt achteraan.
Iemand onbewimpeld de waarheid zeggen.
Iemand onomwonden zeggen hoe hij er over denkt.