De engeltjes schudden hun bedjes uit.
Sneeuwvlokken dwarrelen door de lucht.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Zij is goed in bed.
- Men moet zijn bed maken zoals men slapen wil.
- Iemands bed schenden.
- Zijn bedje is gespreid.
- Een dronken vrouw een engel in het bed.
- Dat heeft wat in eer de laatste man te bed komt.
- Wie 't geluk heeft gaat met de bruid naar bed.
- Gescheiden zijn van tafel en bed.
- Wie met honden naar bed gaat staat met vlooien op.
- Kleed je niet uit vóór je naar bed gaat.
- Het is beter de schoenen versleten als het bed.
- Hij gaat met het spek naar bed.
- Met zijn spot naar bed gaan.
- Met het verkeerde been uit bed stappen.
- Hij heeft daar een tafel en een bed.
- Hij is zo blij als een engel.
- Een Duivel op de plaat een engel op de straat.
- Hij spreekt als een engel maar doet als een bengel.
- Als een engel Duivel wordt is hij de booste van allen.
- Het is of er een engeltje in mijn mond pist.
- Als de klok luidt zit er een engel in de toren.
- Hij is de reddende engel.
- Een boze vrouw maakt van 'nen engel 'nen Duivel.
- Ik kan het geld niet van de bomen schudden.
- Lachen dat de lever schudt.
- Dat schudt hij uit zijn mouw.
- Ik kan mijn oren schudden dat ze klappen.
- Het stof van de voeten schudden.