De muts stond hem scheef.
Hij had een slechte bui.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Hij is scheef geladen.
- Zo scheef als een krab.
- De lamp hangt scheef.
- Hij heeft de pruik scheef op.
- Geen potje zo scheef of er past wel een deksel op.
- Scheef dat juffert wel.
- Scheef dat juffert.
- Het staat daar schots en scheef.
- Hij stond aan de grond genageld.
- Hij stond daar als ridder geslagen.
- Hier stond de spreker stil.
- Met tijd en stond gaat men de wereld rond.
- Hij stond in de tocht.
- Hij draagt de muts op drie haartjes.
- Hij gooit er met de muts [pet] naar.
- Er is geen smijten met de muts naar.
- Het scheelt hem onder de muts.
- Hij zet de muts opzij.
- Zij is een muts.
- Iemand een muts passen.
- De muts staat hem verkeerd.
- Dat zit zo vast als een muts met zeven keelbanden.
- Iemand een veer op de muts zetten.
- Hij is zo zot nog niet als zijn muts staat.