De vlag strijken.
Zich gewonnen geven.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Ze hebben 't gewonnen met vlag en wimpel.
- Onder valse vlag varen.
- Hij voert er de vlag uit.
- De vlag dekt de lading.
- Het is een vlag op een modderschuit.
- De vlag gaat in top.
- Daar is geen zalf aan te strijken.
- De zijlen moeten strijken.
- Het vaantje strijken.
- Hij gaat met de winst strijken.
- Iemand zeem aan de baard strijken.
- Het zeiltje strijken.