Des vorsten hand Is zo groot als het land.
Vorsten hebben veel macht.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Arbeid zonder verstand is schade voor het land.
- Haring in het land dokter aan de kant.
- Er is honger in het land.
- Hij kent de kaart van het land.
- De krant brengt de leugens in het land.
- Geen profeet is in zijn eigen land geëerd.
- Die gaat van het land op het ijs is niet wijs.
- Hij is goed te land gekomen.
- Hij heeft het land als een stier.
- Hij loopt met zijn land in zijn schoenen.
- Het is daar ook niet het land van belofte.
- Hij is nog in het land der levenden.
- Dat gaat over land en zand.
- Ergens stad en land voor aflopen.
- Hij is een stille in het land.
- In het land van belofte sterft men van armoede.
- Ieder land heeft zijn trant.
- Iemand het land opjagen.
- Het land hebben aan iemand.
- Het land van de Rijzende zon.
- De liefde tot zijn land is ieder aangeboren.
- Een land van melk en honing.
- Een land te vuur en te zwaard verwoesten.
- Licht land loos volk.
- Hoe lichter land hoe lozer lui.
- Meeuwen op het land onweer aan het strand.
- Oude of dure schepen blijven aan land.
- Hoe verder van zijn land hoe dichterbij zijn schade.
- Nooit Sant verheven in zijn land.
- Hij woont aan de zelfkant van het land.
- Veel beekjes maken een groot water.
- Boompje groot potertje dood.
- Kleine boompjes worden groot.
- Zij heeft de boter groot.
- Is de brok groot men moet er de mond naar zetten.
- Hij heeft het grof en groot.
- Kleine kinderen worden groot.
- Dat is groot laweit in een klein straatje.
- Een groot verzet rijden.
- Een klein schip doet een groot schip zinken.
- Sparen is een groot inkomen.
- Een klein standje is een groot gemak.
- Als de vriendschap te groot is loopt ze over.
- Groot in de wapens klein in de beurs.
- Een groot woord houdt een kerel van de huid.
- Hij houdt de duim aan de hand.
- Hij heeft een gat in zijn hand.
- Een gat in de hand hebben.
- Dat valt mij geducht uit de hand.
- Iets met één hand kunnen doen.
- Ik heb hem in de hand.
- Hij heeft er de hand in gehad.
- Hij heeft de hand mee in het spel.
- Van hoger hand.
- Hij houd de hand op zijn zak.
- Van iemands hand vliegen.
- Iemand iets aan de hand doen.
- Iemand iets in de hand stoppen.
- Steek je hand niet tussen de schors en de boom.
- Hij leeft van de hand in de tand.
- Hij moet zijn hand in de zak steken.
- Je moet de hand in eigen boezem steken.
- Hij is daar over de hand.
- Hij sloeg de hand aan zichzelf.
- Dat ligt voor de hand.
- Hij is zwaar op de hand.
- Met de hand op het hart.
- Mijn hand steek ik daar niet voor in het vuur.
- Van de hand tot de mond valt de pap op de grond.
- Iemand naar zijn hand zetten.
- Kort van hand zijn.
- Zijn hand op moeten houden.
- De hand op iets leggen.
- De hand in eigen boezem steken.
- Iemand de hand boven het hoofd houden.
- Mans hand boven.
- Dat is mij in de hand gevallen.
- Met de hand naar de hemel reiken.
- De hand met iets lichten.
- De hand op de mond leggen.
- De hand aan de ploeg slaan.
- Elkaar de hand reiken.
- Iemand de hand reiken.
- Hand- en spandiensten verrichten.
- Tussen hand en tand wordt een ding wel te schand.
- Van de hand in de tand leven.
- Onder de hand verkopen.
- Zijn hand in een wespennest steken.
- Een huwelijk met de linker hand.
- Dat is een kolfje naar zijn hand.
- Leg uw hand op uw hoofd en zie wat er onder staat.
- De laatste hand aan iets leggen.
- Nering zonder verstand Is schade voor de hand.
- Rap in [Vlug met] de hand rap in [vlug met] de tand.
- Schenken met de warme hand.
- Slak ten tand slak ter hand.
- Daar is geen hand aan te steken.
- Hij strijkt met zijn hand over zijn hart.
- Een helpende hand toesteken.
- IJver zonder verstand is schade voor de hand.
- Als men de vinger geeft neemt hij de hand.
- Dat ligt op de vlakke hand.
- Maak eens een vuist als je geen hand hebt.
- Vuur in de ene hand dragen en water in de andere.
- Iets met de warme hand weggeven.
- Ze werken elkaar in de hand.
- De winnende hand is mild.