Die geen raden hebben wil kan geen wagen krijgen.
Als je niet naar goede adviezen luistert dan zul je het nooit ver brengen.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Een aal bij de staart hebben.
- Een appeltje voor de dorst hebben.
- Een appeltje met iemand te schillen hebben.
- Balken onder de ogen hebben.
- Het beestje moet een naam hebben.
- De bocht hebben.
- Zo men het boomken kweekt zal men het hebben.
- Een boontje voor iemand hebben.
- Boter op je hoofd hebben.
- Een boterbriefje hebben.
- Een stuk in zijn botten hebben.
- Brutalen hebben de halve wereld.
- Ze hebben een zilveren dak.
- Ergens deel aan hebben.
- De dood wil een oorzaak hebben.
- Eelt op zijn ziel hebben.
- Ergens ei of kuiken van willen hebben.
- Een eitje met iemand te pellen hebben.
- Zij hebben elkaar een kusje [zoentje] gegeven.
- Ze hebben het met elkaar aan de stok.
- Zij hebben elkaar zielslief.
- Oude mensen hebben veel ervaring.
- Van je familie moet je het hebben.
- Ergens een flink plak hebben.
- Geen rok aan het gat hebben.
- Een gat in de hand hebben.
- Een leugenaar moet een goed geheugen hebben.
- Zij hebben 't geld niet maar 't geld heeft hen.
- Gelukkige zotten hebben geen wijsheid van doen.
- Ze hebben 't gewonnen met vlag en wimpel.
- Ik moet er haar of pluimen van hebben.
- Grote heren hebben lange handen.
- Iets onder handen hebben.
- Ik moet er haring of kuit van hebben.
- Hij wil er haring of kuit van hebben.
- Onze Lieve Heer moet zijn getal hebben.
- Huisarrest hebben.
- Zij hebben hun loon weg.
- Zij hebben daar hun tenten opgeslagen.
- Ergens idee in hebben.
- Ergens de kanker aan hebben.
- Kapsones hebben.
- Een kater hebben.
- De keten aan de hals hebben.
- Ergens kijk op hebben.
- Kijk uit want de muren hebben oren.
- Iemand in de kijker hebben.
- Lieve kinderen hebben veel namen.
- Klagers hebben geen nood.
- Geen heilige zo klein of hij wil zijn kaarsje hebben.
- Iemand in de knip hebben.
- De koekoek en de sijs hebben niet dezelfde wijs.
- Ze hebben de koppen in één zak gestoken.
- Hebben is hebben en krijgen is de kunst.
- Een kwaad oog op iemand hebben.
- Ergens lak [schijt] aan hebben.
- Men kan het laken niet hebben en het geld houden.
- Het land hebben aan iemand.
- Een schone lei bij iemand hebben.
- Leugens hebben korte benen.
- Hongerige magen hebben geen oren.
- Ergens maling aan hebben.
- Dat hebben ze met de moedermelk ingezogen.
- Arme mensen hebben het het moeilijkst.
- Iets in de mot hebben.
- Mot hebben met iemand.
- Ze hebben Mozes.
- Het is muis als moer een staart hebben ze allemaal.
- Iemand op zijn nek hebben.
- Ze hebben hem bij de neus gehad.
- Het oog wil ook wat hebben.
- Kleine oorzaken hebben dikwijls grote gevolgen.
- Peerden vallen ook al hebben ze vier poten.
- Iets in petto hebben.
- Iemand onder de plak hebben.
- Kleine potjes hebben grote oren.
- Ergens de puist aan hebben.
- Ergens de reuk van hebben.
- Iets achter de rug hebben.
- Rust nog duur hebben.
- Schuld is een kwaad beest dat niemand hebben wil.
- Ergens slag van hebben.
- Ergens zijn slinger in hebben Iets met plezier doen.
- Ergens de smaak van te pakken hebben.
- We hebben nog spek aan mei toe.
- Het spel moet zijn gerechtigheid hebben.
- spijt hebben.
- Spijt hebben als haren op mijn hoofd.
- Het spit in de rug hebben.
- Oude bokken hebben stijve horens.
- Er taart genoeg van hebben.
- Er tabak van hebben.
- Wij hebben hem aan het touwtje.
- Ze hebben het Trojaanse paard ingehaald.
- Hij wil vijf poten aan een schaap hebben.
- De laatste schuit moet ook vracht hebben.
- Die vuur wilt hebben moet de rook verdragen.
- Stille waters hebben diepe gronden.
- Een wit voetje bij iemand hebben.
- Zij hebben hoge woorden.
- Iemand in de zak hebben.
- Een zak zout met iemand gegeten hebben.
- Ergens een zwaar [hard] hoofd in hebben.
- Hebben de zotten geld de kramers hebben neringe.
- Een zwak voor iemand hebben.
- Een blinde passagier hebben
- Iets zwart op wit hebben staan.
- De baard in de keel krijgen.
- Op zijn bochel krijgen.
- De bout op de kop krijgen.
- Iemand op zijn dak krijgen.
- De gard krijgen.
- De gekken krijgen de kaart.
- Met geld kun je van alles voor elkaar krijgen.
- Een graat in de keel krijgen.
- De handen vrij krijgen.
- Hoor zie en wil zwijgen zo zult gij vrede krijgen.
- Op zijn kas krijgen.
- De kat kon het spek wel zien maar niet krijgen.
- Het voor zijn kiezen krijgen.
- Kinderen die willen krijgen voor hun billen.
- Als kinderen hun zin krijgen schrijen ze niet.
- Ergens kippenvel van krijgen.
- Een klap krijgen.
- Een klap van een lamme aap krijgen.
- Iemand in zijn klauwen krijgen.
- Iemand klein krijgen.
- De klets te pakken krijgen.
- Een kleur als een boei krijgen.
- Op de kop krijgen.
- Iemand bij zijn kraag krijgen.
- Het te kwaad krijgen.
- Iemand bij de lappen krijgen.
- Op zijn lappen krijgen.
- Iemand bij de lurven krijgen.
- Ze krijgen mikmak.
- Het is moeilijk alle hoofden in één zak te krijgen.
- De paarden die de haver verdienen krijgen ze niet.
- Paarden die de haver verdienen krijgen hem niet.
- Een prent krijgen.
- Hij kan zijn slinger niet goed krijgen.
- Strijk en strop krijgen.
- Een veeg uit de pan krijgen.
- Iemand in de vingers krijgen.
- Iemand in het vizier krijgen.
- Iemand bij de vodden krijgen.
- Zij krijgen woorden.
- Die niet te raden is is niet te helpen.
- Wie niet te raden is is niet te helpen.
- Zijn hachje wagen.
- Ergens zijn huid aan wagen.
- Daar is de lens uit de wagen.
- De paarden achter de wagen spannen.
- Dat was een rad uit zijn wagen.
- Dat is een rad uit de wagen.
- Het spel is op de wagen.
- De sprong wagen.
- Hij is daar het vijfde rad aan de wagen.
- Het slechtste wiel van de wagen kraakt meest.
- De wagen gaat daar niet recht.
- Zich wagen in het hol van de leeuw.
- Zijn wagen rolt over een zandweg.
- Die winnen wil moet wagen.