Het is net of de Duivel er los is.
Het is daar een lawaaierige bende.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- De beer is los.
- Zij maakt het beest in hem los.
- Zijn boordje er niet voor los maken.
- Er zit bij hem een draadje [snaar] los.
- Hij gaat er driftig op los.
- Dat is te dwaas om los te lopen.
- Het hangt aan elkaar als los [droog] zand.
- Dat is te gek om los te lopen.
- Hij is van God los.
- Hij is grof gesponnen en los genaaid.
- Hij heeft de hakken los.
- Hij heeft de lat los.
- Er is bij hem een schroefje los.
- De tong raakt los.
- Hij is te dom om voor de Duivel te dansen.
- Hij is op de duiten als de Duivel op een ziel.
- Hij grijnst als de Duivel tegen het morgenrood.
- Hij heeft de Duivel in.
- Hij lacht als de Duivel voor het gootgat.
- Daar speelt de Duivel mee.
- Hij vloekt de Duivel uit de hel.
- Een kaars voor de Duivel branden.
- Hij weet van de Duivel geen kwaad.
- Hij zal van de Duivel dromen.
- Die de Duivel gelooft heeft zijn meester gevonden.
- Wie met de Duivel gescheept is moet met hem over.
- Hij is de Duivel van de kruikar gegleden.
- Het is of de Duivel er mee speelt.
- Het is een arme Duivel.
- De Duivel uitdrijven met Belzebub.
- Iemand de Duivel aandoen.
- Hij is van de Duivel bezeten.
- De Duivel vergeet geen stoot tegen zijn bokkepoot.
- Als de Duivel oud is wordt hij eremijt.
- De Duivel is oud.
- Een Duivel op de plaat een engel op de straat.
- Hij is de Duivel te plat af.
- De Duivel schijt altijd op de grootste hoop.
- Zij is de Duivel te slim af.
- De Duivel heeft het vragen uitgevonden.
- De Duivel is zo zwart niet als men hem schildert.
- In de nood eet de Duivel vliegen.
- Als een engel Duivel wordt is hij de booste van allen.
- Hij valt erop als de Duivel op Geraard.
- Bij kerk en kluis heeft de Duivel een huis.
- Mans moer Is de Duivel over de vloer.
- Heintje Pik De Duivel.
- Het spijt is het leste het is van de Duivel gemaakt.
- Hij is te stom om voor de Duivel te dansen.
- Toen de Duivel oud werd werd hij eremijt.
- Uitstel heeft de Duivel bedacht.
- Een boze vrouw maakt van 'nen engel 'nen Duivel.
- Hij heeft zijn ziel aan de Duivel verkocht.
- Zuivel op zuivel dan haalt je de Duivel.
- Hij is nog zwarter dan de Duivel.
- Met zwijgen kruist men de Duivel.
- Hij vist met een gouden net.
- Die op geen strikken let zit welhaast in het net.
- Het is hier net een Jodenkerk.
- Het is net een kat als een andermans kat.
- Hij is net de Markies van Carabas.
- Hij is door de mazen van het net gekropen.
- Door de mazen van het net kruipen.
- Grote vissen scheuren het net.
- Een slak komt er net zo goed als een kikker.
- Het is net of het spel spreekt.
- Net bij kuis en vet bij vuil valke bij valke en uil bij uil.
- Dat is net zo zeker als een scheet in een netje.