Je woord breken.
Niet doen wat je hebt beloofd.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Het ijs breken.
- Eendracht maakt macht tweedracht breekt kracht.
- Als dat ei breekt zal het stinken.
- Hij kan het geld met een hamer breken.
- Geld geweld en gunst breken recht zegel en kunst.
- Geluk en glas breekt even ras.
- Zilveren hamer breekt ijzeren deuren.
- Als het huis gebouwd is breekt men de stelling af.
- Nood breekt ijzer.
- Niemand kan ijzer met handen breken.
- Lieve kinderen mogen wel een potje breken.
- Nu breekt mijn klomp! Dit had ik nooit verwacht.
- Koop breekt geen huur.
- Koop breekt huur.
- Met iemand een lans breken.
- Voor iemand een lans breken.
- Iemand de nek breken.
- Die de pot breekt betaalt de scherven.
- Hij kan er een potje breken.
- Wie de ruiten breekt moet ze betalen.
- De vrouw bouwt het huis of breekt het in gruis.
- Nood breekt wet.
- Een goed woordeken breekt grote gramschap.
- Veel woorden de nek breken.
- Te veel zorg breekt het glas.
- Je moet de daad bij het woord voegen.
- Daar is geen woord Frans bij.
- Het valt er in als God woord in een ouderling.
- Een haastig woord is gauw gezegd.
- Een hartig woord houdt een kerel van het lijf.
- Een man een man een woord een woord.
- Een spreekwoord is een waar woord.
- het Vlaamse woord voor kikker) Snacken.
- Het hoogste woord voeren.
- Wiens brood men eet diens woord men spreekt.
- Hij blijft bij zijn woord als de haas bij de trommel.
- Dat kost hem maar één woord.
- Hij heeft een woord bij hem in het vat.
- Hij heeft daar een woord in het vat.
- Hij is op het woord.
- Een goed woord baat een kwaad woord schaadt.
- Een groot woord houdt een kerel van de huid.
- Het hoge woord is er uit.
- Een goed woord vindt een goede plaats.
- Het woord van één is het woord van geen.
- Woord houden.
- Iemand te woord staan.
- Het woord gaat verder dan de man.
- Een zot zegt wel een wijs woord.