Niemand kan ijzer met handen breken.
Je mag van niemand onmogelijke dingen verwachten.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Armoe met eren kan niemand deren.
- Een kus in eren kan niemand deren.
- Zonder geluk vaart niemand wel.
- Dat mag Joost weten! Niemand weet dat.
- Niemand wil het kruis dragen.
- Niemand kan zijn lot ontlopen.
- iemand heeft Niemand hinkt van andermans zeer.
- Er is niemand zonder dit of dat.
- Aan het onmogelijke is niemand gehouden.
- peerd en is nievers en van niemand gegeerd.
- Niemand is perfect.
- Schuld is een kwaad beest dat niemand hebben wil.
- Het tij wacht op niemand.
- Wees trouw maar vertrouw niemand.
- Niemand kan twee heren dienen.
- Een vrolijke gast is niemand tot last.
- Zwijgen en denken zal niemand krenken.
- Hij heeft bloed aan zijn handen.
- Hij heeft zijn handen zaligheid beloofd.
- Op iemands handen leggen.
- Hij komt handen te kort.
- Grote heren hebben lange handen.
- Hij mag zijn handen wel dichtknijpen.
- Een mens moet zijn handen kunnen gebruiken.
- Men moet met handen en niet met manden zaaien.
- Iemand onder handen nemen.
- Iets onder handen hebben.
- Iemand op handen dragen.
- Zij zijn twee handen op één buik.
- Men zaait met handen en niet met manden.
- Hij zit met zijn handen in het haar.
- Vele handen maken licht werk.
- De handen ineen slaan.
- Zijn handen staan krom.
- Zijn handen jeuken hem.
- Veel handen maken licht werk.
- De handen uit de mouwen steken.
- Met de handen in de schoot zitten.
- Handen in de schoot dat geeft geen brood.
- Handen stil, tanden stil.
- Hij is aan handen en voeten gebonden.
- De handen vrij krijgen.
- Zijn handen ergens aan vuil maken.
- Iemand de handen zalven.
- De leiding in handen nemen.
- Waar de lippen werken daar rusten de handen.
- Die man is als was in zijn handen.
- Bij Jakobs stem behoren geen Ezau's handen.
- De teugels in handen nemen.
- Hij houdt de troeven in handen.
- Het zijn twee handen op één buik.
- Het zijn twee handen op één buik.
- Iets aan vreemde handen toevertrouwen.
- Hij wast er zijn handen van af.
- Hij wast zijn handen in onschuld.
- Iemand werk uit handen nemen.
- Hij is als een willoos werktuig in zijn handen.
- Het ijs breken.
- Eendracht maakt macht tweedracht breekt kracht.
- Als dat ei breekt zal het stinken.
- Hij kan het geld met een hamer breken.
- Geld geweld en gunst breken recht zegel en kunst.
- Geluk en glas breekt even ras.
- Zilveren hamer breekt ijzeren deuren.
- Als het huis gebouwd is breekt men de stelling af.
- Nood breekt ijzer.
- Lieve kinderen mogen wel een potje breken.
- Nu breekt mijn klomp! Dit had ik nooit verwacht.
- Koop breekt geen huur.
- Koop breekt huur.
- Met iemand een lans breken.
- Voor iemand een lans breken.
- Iemand de nek breken.
- Die de pot breekt betaalt de scherven.
- Hij kan er een potje breken.
- Wie de ruiten breekt moet ze betalen.
- De vrouw bouwt het huis of breekt het in gruis.
- Nood breekt wet.
- Je woord breken.
- Een goed woordeken breekt grote gramschap.
- Veel woorden de nek breken.
- Te veel zorg breekt het glas.
- Zo hard als ijzer.
- Men moet het ijzer smeden als het heet is.
- IJzer scherpt men met ijzer.
- Hij is van ijzer en staal.
- Zijn kerfstok is van ijzer.
- Dat is lood om oud ijzer.
- Het is lood om oud ijzer.
- Harde stenen slijpen ijzer harde stoten maken wijzer.
- Zijn tong slaat ijzer.