Twistzieke honden lopen met gescheurde oren.
Als je met iedereen ruzie zoekt zul je daar de nadelige gevolgen van ondervinden.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Blaffende honden bijten niet.
- Kwade honden bijten niet.
- Geef het heilige niet aan de honden.
- Er zijn altijd veel honden om het aas.
- Met onwillige honden is het kwaad hazen vangen.
- Wie met honden omgaat krijgt vlooien.
- Het zal daar honden.
- Honden op de band vangen geen hazen.
- Wie met honden naar bed gaat staat met vlooien op.
- Razenden honden bijten malkander niet.
- Veel honden zijn der hazen dood.
- Honden aan de lijn vangen geen hazen.
- Oude honden leren moeilijk een pootje geven.
- Daar lusten de honden geen brood van.
- Twee kwade honden bijten elkaar niet.
- Een blauwtje lopen.
- Om de bosjes lopen.
- Op alle dagen lopen.
- Dat zal hem dun door de broek lopen.
- Dat is te dwaas om los te lopen.
- In iemands gareel lopen.
- In het gareel lopen.
- Dat is te gek om los te lopen.
- Hij laat Gods water over Gods akker lopen.
- Te hoop lopen.
- Die jong rijdt moet oud lopen.
- Wie jong rijdt moet oud lopen.
- Met iemand kameraad lopen.
- Aan de leiband lopen.
- Zich de darmen uit het lijf lopen.
- Onder de haag lopen.
- Iets heen laten lopen.
- Schone wegen lopen niet verre.
- Krakende wagens lopen [rijden] het langst.
- Zij lopen in 't zelfde gareel.
- Een bekende tegen het lijf lopen.
- Het lopen is niet voor de zotten gemaakt.
- Het lopen is voor de zotten niet gemaakt.
- Het was of hem een luis over de lever liep.
- Meisjes die minnen lopen zonder zinnen.
- Zijn plannen liepen uit in een fiasco.
- Kleine potjes lopen gauw over.
- Op de schobberdebonk lopen.
- Als de schure brandt zo lopen de ratten.
- Door de spitsroeden lopen.
- Hard van stapel lopen.
- In de tredmolen lopen.
- Het zal zo'n vaart niet lopen.
- Dat zal zo'n vaart niet lopen.
- De oude rot liep in de val.
- Zich het vuur uit de sloffen lopen.
- Hij laat het water over de dijk lopen.
- Voor iemand de zolen uit zijn schoenen lopen.
- Een draai om de oren geven.
- Geen ezel en kan zijn eigen oren afbijten.
- Kijk uit want de muren hebben oren.
- Hongerige magen hebben geen oren.
- Hij kan zijn oren niet geloven.
- Ik kan mijn oren schudden dat ze klappen.
- Hij laat zijn oren hangen.
- Hij spitst de oren.
- Hij steekt de oren op.
- Ik zal hem de oren wassen.
- Die oren heeft om te horen die hore.
- Iemand de oren afzagen.
- Zijn oren staan te dicht bij zijn hoofd.
- Iemand de oren van het hoofd eten.
- Zijn oren jeuken.
- Iemand bij de oren trekken.
- Zijn oren tuiten.
- Kleine potjes hebben grote oren.
- Iemand spreken tussen de oren van een turfmand.
- Iemand het vel over de oren halen.
- Zij heeft het wiegstro nog achter de oren.
- Hij houdt een wolf bij de oren.
- Hij heeft zwoerd achter zijn oren.