Zijn handen staan krom.
Hij is een dief.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Op eigen benen staan.
- Bij iemand te boek staan.
- Voor een dilemma staan.
- Leert eerst gaan eer gij op uw hoofd wilt staan.
- Zij staan onder de geboden.
- Voor een gesloten deur staan.
- Op gespannen voet staan.
- Bij iemand in het klad staan.
- Iemand in de kou laten staan.
- Bij iemand in het krijt staan.
- Iemand in het licht staan.
- Zijn oren staan te dicht bij zijn hoofd.
- Voor paal [schut] staan.
- Te roer staan.
- Onder iemands roede staan.
- Niet in zijn schaduw kunnen staan.
- Op iemands schouders staan.
- Hij heeft hem staan.
- In het verdomboekje staan.
- De beste paarden staan op stal.
- Iemand ter zijde staan.
- Vrouwenhanden en paardetanden staan nooit stil.
- Iemand te woord staan.
- Iets zwart op wit hebben staan.
- Hij heeft bloed aan zijn handen.
- Hij heeft zijn handen zaligheid beloofd.
- Op iemands handen leggen.
- Hij komt handen te kort.
- Grote heren hebben lange handen.
- Hij mag zijn handen wel dichtknijpen.
- Een mens moet zijn handen kunnen gebruiken.
- Men moet met handen en niet met manden zaaien.
- Iemand onder handen nemen.
- Iets onder handen hebben.
- Iemand op handen dragen.
- Zij zijn twee handen op één buik.
- Men zaait met handen en niet met manden.
- Hij zit met zijn handen in het haar.
- Vele handen maken licht werk.
- De handen ineen slaan.
- Zijn handen jeuken hem.
- Veel handen maken licht werk.
- De handen uit de mouwen steken.
- Met de handen in de schoot zitten.
- Handen in de schoot dat geeft geen brood.
- Handen stil, tanden stil.
- Hij is aan handen en voeten gebonden.
- De handen vrij krijgen.
- Zijn handen ergens aan vuil maken.
- Iemand de handen zalven.
- Niemand kan ijzer met handen breken.
- De leiding in handen nemen.
- Waar de lippen werken daar rusten de handen.
- Die man is als was in zijn handen.
- Bij Jakobs stem behoren geen Ezau's handen.
- De teugels in handen nemen.
- Hij houdt de troeven in handen.
- Het zijn twee handen op één buik.
- Het zijn twee handen op één buik.
- Iets aan vreemde handen toevertrouwen.
- Hij wast er zijn handen van af.
- Hij wast zijn handen in onschuld.
- Iemand werk uit handen nemen.
- Hij is als een willoos werktuig in zijn handen.
- Hij praat krom.
- Dat is een krom en verdraaid geslacht.
- Krom liggen.
- Een goed pad krom loopt nooit [niet] om.