Spreekwoorden over Vertrouwen
Je kunt hem niet vertrouwen.
Je kunt hem vertrouwen.
Je kunt daar niet op vertrouwen.
Dat is wel te vertrouwen.
Een slecht mens kun je nooit vertrouwen.
Een slecht mens kun je nooit vertrouwen.
Als je één keer zwaar in de fout gaat zal men je in de toekomst ook niet vertrouwen.
Iets wat geheim is moet je niet aan iemand in vertrouwen zeggen want voor je het weet wordt het toch openbaar gemaakt.
Als je meteen je rekeningen betaalt heeft men het grootste vertrouwen in je.
Het is niet eenvoudig om iemand die zelf niet te vertrouwen is te misleiden.
Tegen de een zegt hij wat anders als tegen de ander; je kunt hem dus niet vertrouwen.
Je kunt hem niet vertrouwen.
Je kunt hem niet vertrouwen.
Hij is niet te vertrouwen.
Hij is een loyaal persoon waarop je kunt vertrouwen.
Tegen de een zegt hij wat anders als tegen de ander; je kunt hem dus niet vertrouwen.
Iemand die zich goed voordoet kun je vaak niet vertrouwen als het om geld gaat.
Als je wilt dat iemand iets goed doet moet je hem ook vrijheid (vertrouwen) geven.
Iemand niet vertrouwen.
Mensen met krullen zijn niet te vertrouwen.
Hij is niet te vertrouwen.
Hij is te goed van vertrouwen.
Hij is te goed van vertrouwen.
Daar kun je op vertrouwen.
Mensen met rood haar zijn niet te vertrouwen.
Vaak kun je op je eigen familileden niet vertrouwen.
Je moet mensen niet vertrouwen hoe hoog hun positie ook is.