Hij zet de muts opzij.
Hij heeft een goede bui.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Hij zet een gezicht als drie dagen slecht weer.
- Hij zet een gezicht als een oorworm.
- Hij zet de kerk op de toren.
- Hij zet de puntjes op de i.
- Hij zet zijn schuurdeur open.
- Hij zet de spat er in.
- Die hem tussen vuur en stro zet brandt geerne.
- In een zet en een wet.
- Hij zet een zandwinkeltje op.
- Aan zet zijn.
- Dat zet geen zoden aan de dijk.
- Hij draagt de muts op drie haartjes.
- Hij gooit er met de muts [pet] naar.
- Er is geen smijten met de muts naar.
- Het scheelt hem onder de muts.
- Zij is een muts.
- Iemand een muts passen.
- De muts stond hem scheef.
- De muts staat hem verkeerd.
- Dat zit zo vast als een muts met zeven keelbanden.
- Iemand een veer op de muts zetten.
- Hij is zo zot nog niet als zijn muts staat.