Spreekwoorden van A tot Z

Hij is blut.

Hij is gemakkelijk over te halen.

Hij drinkt nooit alcohol.

Hij werkt niet graag.

Hij is een uitblinker.

Hij weet niet wat er gebeurt.

Hij is helderziend.

Zijn onderneming is op een mislukking uitgekomen.

Hij is vertrokken naar een onbekende bestemming.

Hij is stiekem en met onbekende bestemming vertrokken.

Hij heeft al heel wat moeilijkheden overwonnen.

Hij laat zich gemakkelijk ergens toe brengen.

Hij is met vervroegd pensioen.

Hij zit ermee opgescheept.

Hij laat zich snel overhalen.

Hij heeft gezichtsverlies kunnen voorkomen.

Hij heeft een pokdalig gezicht.

Hij heeft het goed getroffen.

Hij is machtiger knapper e.

Hij is mijn steun en toeverlaat.

Hij is niet zijn broeders hoeder.

Hij heeft teveel gedronken.

Hij is van Grootebroek.

Hij is helemaal alleen.

Hij zit zonder geld.

Hij is gestorven.

Hij doet net of hij heel rijk is.

Hij weet goed wat hij zeggen moet.

Hij is erg oud geworden.

Hij wordt niet voor vol aangezien.