Spreekwoorden van A tot Z

Hij is een sul.

Hij is iemand die altijd wat te klagen heeft.

Hij is zo wijs dat hij het gras hoort groeien.

Hij heeft helemaal niets meer.

Hij is er erg bang voor.

Hij is er heel snel bij.

Hij wordt er zeer goed (als was hij een eigen kind) behandeld.

Hij doet zoiets niet.

Hij is niet geliefd.

Hij is er niet geliefd.

Hij doet zeer gemotiveerd zijn best.

Hij vindt dat niet leuk om te doen.

Hij wil er heel erg graag blijven.

Hij is er dol op.

Hij is daar lang gebleven.

Hij is niet welkom.

Hij is diepgelovig.

Hij is snel kwaad.

Hij is rijk geboren.

Hij heeft voldoende geld om rustig verder te kunnen leven.

Hij is niet zo vroom.

Hij is tam en verdrietig.

Hij is een ervaren reiziger.

Hij is niet normaal.

Hij is gezakt voor het examen.

Hij is doortrapt.

Hij is heel erg goed bewapend.

Hij gelooft alles.

Hij is behoorlijk bang geworden.

Het is goed met hem afgelopen.