Spreekwoorden van A tot Z

Hij is zonder dat dit opvalt een alcoholist.

Hij is onopvallend.

Hij is een onhandige lomperik.

Zijn grote enthousiasme zal niet lang duren.

Hij is een overijverige student.

Men kan hem met een kaarsje doorlichten.

Hij reageert niet meer zo heftig als vroeger.

Hij is iemand die erg overdrijft.

Hij komt uit Twente.

Hij is een prutser.

Hij is docent.

Hij is een wijs man.

Hij liegt.

Hij houdt niet van werken.

Hij is een lafaard.

Hij stelt zich steeds erg aan.

Hij hoort niet bij de groep.

Hij is een indringer.

Hij is een raar persoon.

Hij is een kleine zelfstandige die het niet zo nauw neemt met de regels.

Hij is niet bepaald een hartstochtelijke minnaar.

Hij is een onbekommerd persoon die veel plezier maakt.

Hij is een loyaal persoon waarop je kunt vertrouwen.

Hij is heel erg mager.

Hij heeft een grote woordenschat.

Hij is een geweldige vent.

Hij is een wilde jongen.

Hij is een opschepper.

Hij doet zich vriendelijk en eerlijk voor maar hij is in werkelijkheid een slechte man.

Hij is iemand die moeilijk is in de omgang.