Spreekwoorden van A tot Z

Hij is erg dom.

Hij is een erge domme man.

Hij is een oplichter.

Hij is iemand die van gabber (house) muziek houdt.

Hij is knettergek.

Hij doet alles om meer geld te krijgen.

Hij heeft heel vaak geluk.

Hij is een akelig onbetrouwbaar persoon.

Hij doet zich heel mooi voor maar is een slechte man.

Hij is een naïef kind.

Hij is onkundig.

Hij is een grote flinke kerel.

Hij is een saai en burgerlijk persoon.

Hij heeft een gezicht vol puisten.

Hij doet zich als heer voor maar stelt in werkelijkheid niet veel voor.

Hij is niet normaal.

Hij is niet normaal.

Hij is een vechtersbaas.

Hij is een trage man.

Hij is een lomperik.

Hij is schijnheilig.

Hij doet of hij dapper is maar als het erop aankomt is hij een lafaard.

Hij is een lafaard.

Hij slijmt met de baas.

Hij is een betweter.

Hij is erg sterk.

Hij is een geharde militair.

Hij is een dapper mens.

Hij gaat over de keuken.

Hij is een lomperik.