Spreekwoorden van A tot Z

Hij is niet zo slim.

Hij is ziek en als hij niet ziek is komt er wel weer een nieuwe ziekte aan.

Hij zit eraan vast.

Hij zegt nooit gedag en is stil in gezelschap.

Hij is bang om ziek te worden.

Hij is bang zijn leven te verliezen.

Hij is bang om een pak slaag te krijgen.

Hij is te voorzichtig.

Er is een broertje bijgekomen.

Hij is gestorven.

Hij kan zijn mond goed roeren.

Hij is erg slim.

Hij is modern.

Hij kan zich niet netjes gedragen.

Hij is snel van begrip.

Hij eet en drinkt zonder te betalen.

Hij kan rentenieren van zijn geld.

Hij heeft genoeg geld om niet meer te hoeven werken.

Hij heeft teveel gedronken.

Hij is blij met iets dat uiteindelijk van gene waarde is.

Blij zijn met niets.

Hij heeft de problemen opgelost.

Hij heeft teveel gedronken.

Hij heeft teveel gedronken.

Hij heeft teveel gedronken.

Hij is een heel slecht mens.

Hij heeft iets gedaan wat niet toelaatbaar is.

Hij is bewusteloos.

Hij is in beschonken toestand.

Hij heeft het daar voor het zeggen.