Spreekwoorden van A tot Z

Hij is een alcoholist.

Hij drinkt graag.

Hij houdt van lekker eten maar wil niet graag lang bidden voor het eten.

Hij houdt van geld.

Hij houdt van de drank en van de vrouwen.

Hij let erg op de centen.

Hij vertelt (het geheim) niet.

Hij wacht rustig op zijn beurt.

Hij huilde heel erg.

Hij heeft feestgevierd.

Hij is aan de alcohol verslaafd.

Hij is in de handen van personen waarvan weinig goeds valt te verwachten.

Hij is in de macht van mensen die alleen maar aan zichzelf denken.

Zijn geld is op.

Hij heeft zich ergens mee bemoeid waardoor hij nu in de problemen is gekomen.

Hij heeft last van diarree.

Hij is aan het kroeglopen.

Hij wordt slecht behandeld.

Hij heeft weinig speelruimte.

Zijn geld of kracht is verdwenen.

Hij kan niet meer; hij is op.

Hij heeft teveel gedronken.

Heel moeizaam en onregelmatig trappen op de fiets.

Hij is tot armoe vervallen.

Hij is tamelijk dronken.

Hij is goed opgeknapt.

Hij heeft rare dingen meegemaakt.

Hij is hopeloos verloren.

Hij doet alles wat hem wordt opgedragen.

Hij heeft het altijd druk.