Hij is geboren met een zilveren lepel in de mond.

Je moet netjes je bord leegeten.

Met voorzichtigheid voorkom je ellende.

Om beter te worden moet je vaak bittere medicijnen slikken.

Dat geeft hij niet graag af.

Dat is bijzonder lekker, maar er is niet zoveel van.

Je kunt je lot niet ontlopen.

Ieder wacht het lot waarvoor hij is bestemd.

Zonder aanleg bereik je niet veel.

Het is een zieltje zonder zorg.

Hij is daar opgegroeid; hij is daar goed bekend.

Ze hebben een hele hoge hypotheek.

Hij koopt het wild bij de poelier.

Zij hebben een zware hypotheek op hun huis.

Zijn speech is rijk aan inhoud en mooi van stijl.

Met geld krijg je alles voor elkaar.

Hij is gestorven.

Hij kan zijn mond goed roeren.

Vaak gaat iets op het laatst nog fout.