Iemand het hoofd voor de voeten leggen.
Iemand onthoofden.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Iets aan banden leggen.
- Je moet de bijl aan de wortel leggen.
- Botje bij botje leggen.
- Iemand in de doeken leggen.
- De hand op iets leggen.
- De hand op de mond leggen.
- Op iemands handen leggen.
- Hutje bij mutje leggen.
- Iemand lagen leggen.
- De laatste hand aan iets leggen.
- Een goede dam leggen.
- Hij moest het loodje leggen.
- Iemand in de luren leggen.
- Het mes bij iemand leggen.
- Het is moeilijk de oude mens af te leggen.
- Een pleister op de wonde leggen.
- De sleutel op de kist leggen.
- Stro op de kist leggen.
- De vinger leggen op de wonde plek.
- Iemand het vuur aan de schenen leggen.
- Iemand in de watten leggen.
- Iemand geen grasje in de weg leggen.
- Iemand geen haarbreed in de weg leggen.
- Woorden dat is niets de eenden leggen de eieren.
- Tussen doen en zeggen lange mijlen leggen.
- Een reef in het zeil leggen.
- Ergens de Franse zweep over leggen.
- Zijn bloed is op uw hoofd.
- Boter op je hoofd hebben.
- Hij is mij boven het hoofd gegroeid.
- Leert eerst gaan eer gij op uw hoofd wilt staan.
- Niet één haar op mijn hoofd dat er aan denkt.
- Iemand de hand boven het hoofd houden.
- Zijn hoed zit altijd op zijn hoofd.
- Hij heeft de hommel in het hoofd.
- Hij heeft een hoofd daar hij naar leeft.
- Hij heeft een hoofd als een ijzeren pot.
- Hij heeft met zijn hoofd tussen de draaideur gezeten.
- Hij heeft het hoofd in de schoot gelegd.
- Iemand iets naar het hoofd smijten.
- Hij laat het hoofd hangen.
- Hij loopt met zijn hoofd in de nek.
- Iemand over het hoofd hangen.
- Iets over het hoofd zien.
- Daar staat zijn hoofd niet naar.
- Hij steekt zijn hoofd in alle gaten.
- Hij verwedt er zijn hoofd [kop] onder.
- Hij is voor het hoofd gestoten.
- Een goede vrouw is zonder hoofd.
- Iemand het hoofd op hol brengen.
- Ergens zijn hoofd over klauwen.
- Het hoofd loopt mij om.
- Zijn hoofd loopt om als een rosmolen.
- Iemand het hoofd bieden.
- Dat is hem door het hoofd gewaaid.
- Zijn hoofd neerleggen.
- Iemand het hoofd rechtzetten.
- Zijn hoofd stoten.
- Zijn klak is aan zijn hoofd vastgegroeid.
- Iemand het hoofd warm maken.
- Hij heeft een kei in zijn hoofd.
- De kei leutert hem in het hoofd.
- Zijn knie steekt door zijn hoofd.
- Hij loopt met zijn kop [hoofd] tegen de muur.
- Leg uw hand op uw hoofd en zie wat er onder staat.
- Een leven als een luis op een zeer hoofd.
- De man is het hoofd.
- De man is het hoofd de vrouw is de nek.
- Hij heeft wat muizenesten in zijn hoofd.
- Zijn oren staan te dicht bij zijn hoofd.
- Iemand de oren van het hoofd eten.
- Hij liegt dat het rookt boven zijn hoofd.
- Spijt hebben als haren op mijn hoofd.
- Op 'nen vollen buik staat een vrolijk hoofd.
- Hij heeft wind in zijn hoofd.
- Ergens een zwaar [hard] hoofd in hebben.
- Men steekt gaarne zijn voeten onder een eigen tafel.
- Een gebod met voeten treden.
- Iemand het gras voor de voeten wegmaaien.
- De grond brandt hem onder de voeten.
- De grond werd hem te warm onder de voeten.
- Hij is aan handen en voeten gebonden.
- Hij heeft natte voeten.
- Hij heeft zijn paspoort onder de voeten genomen.
- Hij heeft het recht met voeten getreden.
- Het stof van de voeten schudden.
- Hij heeft vaste grond onder de voeten.
- Hij heeft aan de voeten van Gamaliël gezeten.
- Iemand voor de voeten spuwen.
- Dat gaat zover als het voeten heeft.
- Zich uit de voeten maken.
- Dat heeft veel voeten in de aarde.
- Iemand de voeten spoelen.