Iets kort en klein slaan.
Iets helemaal vernielen.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Ergens acht op slaan.
- Iemand bont en blauw slaan.
- Zich op de borst slaan.
- Iemand in het gareel slaan.
- De hand aan de ploeg slaan.
- De handen ineen slaan.
- Wie een hond wil slaan kan licht een stok vinden.
- Iemand in de ijzers slaan.
- Iets op zijn kaak slaan.
- Ergens kopij uit slaan.
- Iemand lens slaan.
- Iemand tot moes slaan.
- Ergens munt uit slaan.
- Dat paard zal mij niet weer slaan.
- Ergens een slaatje uit slaan.
- Zijn slag slaan.
- Ergens een slag naar slaan.
- Ze slaan op de grote trom.
- De spijker op de kop slaan.
- Spijkers met koppen slaan.
- De verzenen tegen de prikkels slaan.
- Hij is er niet weg te slaan.
- Tegen de wereld slaan.
- Kort afzeggen is vriendschap doen.
- Kort en bondig.
- Goed gezelschap maakt korte mijlen.
- Lang haar en kort verstand.
- Kort van hand zijn.
- Hij komt handen te kort.
- Lange kleren korte zinnen.
- Korte metten [wetten] maken.
- De mens heeft maar een kort leven.
- Hij houdt van een kort gebed en van een lang gevret.
- We willen een kort gebed en een lange maaltijd.
- Hij zit kort.
- Hij is kort aangebonden.
- Iemand te kort doen.
- Iemand kort houden.
- Hij is kort van begrip.
- Zij is kort van hakken.
- Hij is kort van memorie.
- Ergens in te kort schieten.
- Ergens kort spel mee maken.
- Leugens hebben korte benen.
- Een kort lied is gauw gezongen.
- De teugels kort houden.
- Hij trok aan het kortste eind.
- Korte rekening maakt lange vriendschap.
- Vrouwen dragen lange kleren maar korte zin.
- Dat is klein bier.
- Dat is een grote parade maar een klein garnizoen.
- Klein gewin brengt rijkdom in.
- Kleine kinderen worden groot.
- Hij denkt klein van iemand.
- Hij heeft maar een klein hart.
- Dat is groot laweit in een klein straatje.
- Geen heilige zo klein of hij wil zijn kaarsje hebben.
- Iemand klein krijgen.
- Hij is klein van was.
- Grote lantaarn klein licht.
- Een ongeluk zit in een klein hoekje.
- Aan een klein vogelken past geen grote bek.
- Klein is de rouwe valt de oude koe dood.
- Een klein schip doet een groot schip zinken.
- Een klein standje is een groot gemak.
- De tong is een klein lid.
- Een klein visje een zoet visje.
- Er gaan niet veel vrienden in een klein huis.
- Groot in de wapens klein in de beurs.
- Een klein winstje een zoet winstje.