Leert eerst gaan eer gij op uw hoofd wilt staan.
Zorg eerst dat je iets goed kunt voordat je allerlei kunstjes gaat uitproberen.
Spreekwoorden met overeenkomstige trefwoorden
- Armoe schendt geen eer.
- Iemand de laatste eer bewijzen.
- Hij danst eer de fiedel gaat.
- Is geven een eer houden is profijt.
- Hij is verdronken eer hij water gezien heeft.
- Bezint eer ge begint.
- Dat heeft wat in eer de laatste man te bed komt.
- Dat komt mijn eer te na.
- Dat is geen doen met eer.
- De eer aan zichzelf houden.
- Eer en bate zijn zelden bij malkaar.
- Het is eer gespaard als vergaard.
- Eer is teer.
- Hoe eer de vogel zingt hoe eer de kat hem wringt.
- Zij is niet gerust eer ze in de onrust is.
- Dat doet je hart eer aan.
- Naar roem en eer behaken.
- Beproeft uw schouders eer gij draagt.
- De tafel de nodige eer bewijzen.
- Het veld van eer.
- Verloren eer keert moeilijk weer.
- Vlieg niet eer je vleugels hebt.
- Daar gaat veel zeggens in een zak eer hij vol is.
- Zij gaan als zwijnen aan de bak.
- Voor de bijl gaan.
- Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
- Zij gaan gearmd naar de brand.
- Uit je dak gaan.
- Daarvan gaan er dertien in een dozijn.
- In de lange dienst gaan.
- Dood gaan we allemaal.
- Om gajes gaan.
- Om geleerd te zijn moet men ter schole gaan.
- Naar de haaien gaan.
- Geen baren gaan hem te hoog.
- Op het huisje gaan.
- Er gaan meer kinderen dood dan ouderen.
- Met de kippen op stok gaan.
- Wie de klok luidt kan niet in de processie gaan.
- Door de knieën gaan.
- Naar kooi gaan.
- Over de kop gaan.
- De kreeftengang gaan.
- Op de lappen gaan.
- Iemand om de lever gaan.
- Iemand te lijf gaan.
- Om een luchtje gaan.
- Ze gaan aan hetzelfde euvel mank.
- Met manken leert men kreupel gaan.
- Recht door zee gaan.
- Ergens met de roffel overheen gaan.
- Daar gaan koppen rollen.
- Op rozen gaan.
- De schaaf over iemand laten gaan.
- Er gaan veel makke schapen in één hok.
- Naar school gaan om het jufferen te leren.
- Schoot gaan.
- Met zijn spot naar bed gaan.
- Dat zal een behoorlijke tijd gaan duren.
- Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan.
- Daarvan gaan er twaalf in een dozijn.
- De leukste meisjes gaan niet vaak uit.
- Daar gaan klappen vallen.
- Via Rome naar Parijs gaan.
- Hij heeft de vogel over het touw laten gaan.
- Er gaan niet veel vrienden in een klein huis.
- Je moet een vrouw niet uit laten gaan.
- Op de vuist gaan.
- Iets als de wiedeweerga gaan doen.
- Onder de wol gaan.
- Met iemands woorden naar de markt gaan.
- De zaken gaan voor het meisje.
- Met iemand in zee gaan.
- Om zeep gaan.
- Onder zeil gaan.
- Een zwaard zal door uw ziel gaan.
- Aan de zwier gaan.
- Op eigen benen staan.
- Bij iemand te boek staan.
- Voor een dilemma staan.
- Zij staan onder de geboden.
- Voor een gesloten deur staan.
- Op gespannen voet staan.
- Zijn handen staan krom.
- Bij iemand in het klad staan.
- Iemand in de kou laten staan.
- Bij iemand in het krijt staan.
- Iemand in het licht staan.
- Zijn oren staan te dicht bij zijn hoofd.
- Voor paal [schut] staan.
- Te roer staan.
- Onder iemands roede staan.
- Niet in zijn schaduw kunnen staan.
- Op iemands schouders staan.
- Hij heeft hem staan.
- In het verdomboekje staan.
- De beste paarden staan op stal.
- Iemand ter zijde staan.
- Vrouwenhanden en paardetanden staan nooit stil.
- Iemand te woord staan.
- Iets zwart op wit hebben staan.
- Zijn bloed is op uw hoofd.
- Boter op je hoofd hebben.
- Hij is mij boven het hoofd gegroeid.
- Niet één haar op mijn hoofd dat er aan denkt.
- Iemand de hand boven het hoofd houden.
- Zijn hoed zit altijd op zijn hoofd.
- Hij heeft de hommel in het hoofd.
- Hij heeft een hoofd daar hij naar leeft.
- Hij heeft een hoofd als een ijzeren pot.
- Hij heeft met zijn hoofd tussen de draaideur gezeten.
- Hij heeft het hoofd in de schoot gelegd.
- Iemand iets naar het hoofd smijten.
- Hij laat het hoofd hangen.
- Hij loopt met zijn hoofd in de nek.
- Iemand over het hoofd hangen.
- Iets over het hoofd zien.
- Daar staat zijn hoofd niet naar.
- Hij steekt zijn hoofd in alle gaten.
- Hij verwedt er zijn hoofd [kop] onder.
- Hij is voor het hoofd gestoten.
- Een goede vrouw is zonder hoofd.
- Iemand het hoofd op hol brengen.
- Ergens zijn hoofd over klauwen.
- Iemand het hoofd voor de voeten leggen.
- Het hoofd loopt mij om.
- Zijn hoofd loopt om als een rosmolen.
- Iemand het hoofd bieden.
- Dat is hem door het hoofd gewaaid.
- Zijn hoofd neerleggen.
- Iemand het hoofd rechtzetten.
- Zijn hoofd stoten.
- Zijn klak is aan zijn hoofd vastgegroeid.
- Iemand het hoofd warm maken.
- Hij heeft een kei in zijn hoofd.
- De kei leutert hem in het hoofd.
- Zijn knie steekt door zijn hoofd.
- Hij loopt met zijn kop [hoofd] tegen de muur.
- Leg uw hand op uw hoofd en zie wat er onder staat.
- Een leven als een luis op een zeer hoofd.
- De man is het hoofd.
- De man is het hoofd de vrouw is de nek.
- Hij heeft wat muizenesten in zijn hoofd.
- Iemand de oren van het hoofd eten.
- Hij liegt dat het rookt boven zijn hoofd.
- Spijt hebben als haren op mijn hoofd.
- Op 'nen vollen buik staat een vrolijk hoofd.
- Hij heeft wind in zijn hoofd.
- Ergens een zwaar [hard] hoofd in hebben.
- Wat bovenin de zak zit moet er het eerst uit.
- Wat men afdingt is het eerst betaald.
- Men moet eerst sparen Wil men vergaren.
- Men moet eerst door de rijstebrijberg heen.
- Men moet eerst zorgen voor zijn moeders kind.
- We moeten eerst door de rijstebrijberg.
- Die het eerst komt het eerst maalt.
- Die eerst komt die eerst maant.
- Eerst het kouwtje dan het vrouwtje.
- Eerst lokkebrood dan stokkebrood.
- Eerst mensen dan hangoren.
- Die het eerst in de boot is heeft keur van riemen.
- Eerst even indrinken.
- Eerst het kooitje klaar en dan het vogeltje erin.
- Eerst oom en dan oomkens kinderen.
- Die de kern wil smaken moet eerst de note kraken.
- Die het kruis heeft zegent zijn zelven eerst.
- De pastoor zegent zijn zelven eerst.
- De dorsende os zult gij niet muilbanden.
- Hoor zie en wil zwijgen zo zult gij vrede krijgen.
- Ga tot de mieren gij luiaard! Ga aan het werk.
- Handelt gij pek ge krijgt een vlek.
- Zoekt en gij zult vinden.