Spreekwoorden op trefwoord jong
Men moet de boom buigen als hij jong is.
Je moet kinderen vanaf het begin goed opvoeden.
Jong geleerd [gewend] oud gedaan.
Alles wat je in je jeugd leert kan de rest van je leven van nut zijn.
Jong getrouwd is jong berouwd.
Je moet niet op al te jonge leeftijd trouwen.
Jong een hoer oud onder de preekstoel.
Wie in zijn jonge jaren losbandig leeft komt vaak tot inkeer als hij oud is.
Die jong rijdt moet oud lopen.
Als je op jonge leeftijd te verkwistend bent geweest zul je er later last van krijgen.
Wie jong rijdt moet oud lopen.
Als je jong bent moet je niet teveel opscheppen.
Die jong spaart lijdt oud geen gebrek.
Als je al vroeg begint met sparen zul je op latere leeftijd geen armoe lijden.
Beter jong gestorven Als oud bedorven.
Als iemand op jonge leeftijd sterft gaat hij nog heen als een goed mens en komt in de hemel
Het is een goed jong dat naar zijn ouder tiert.
Het kind doet iets op dezelfde manier als zijn ouder.
Kinderen zijn nog te jong voor drank.
Jij bent lucht voor mij.