Spreekwoorden van A tot Z

Iemand bijstaan.

Een vonnis ten uitvoer brengen.

Iemand berispen.

Iemand slaag geven.

Iemand belachelijk maken.

Iemand doen beseffen dat hij verkeerd bezig is geweest.

Iemand hinderen.

Iemand helemaal in elkaar slaan.

Iemand slaag geven.

Iemand slaag geven.

Iemand zijn problemen oplossen.

Iemand's aanvankelijke twijfels wegnemen.

Iemand uit de problemen helpen.

Iemand bevoordelen boven anderen.

Iemand uit de problemen helpen.

Iemand vermoorden.

Iemand uit de problemen helpen

Iemand uit zijn positie stoten.

Iemand beetnemen.

Het laatste afpakken van wat hij nog heeft.

Iemand oproepen om ten strijde te trekken.

Iemand ertoe aanzetten om zijn mening te geven.

Zoveel mogelijk geld van iemand proberen te krijgen.

Iemand steeds maar weer doorverwijzen zonder dat dit tot snel resultaat leidt.

Iemand steeds maar weer doorverwijzen zonder dat dit tot snel resultaat leidt.

Iemand foppen.

Iemand door de hulp nog meer problemen bezorgen.

Iemand in de war brengen.

Iemand niet kennen.

Iemand voor het lapje houden.