Spreekwoorden van A tot Z

Iemand laten doen zoals jij het wilt.

Iemand net zo behandelen als hij anderen behandelt.

Iemand beetnemen.

Iemand vleien.

Iemand bedriegen.

Iemand vermoorden.

Iemand vermoorden.

Iemand met kogels begroeten.

Iemand onomwonden zeggen hoe hij er over denkt.

Meer drinken dan een ander op kan.

De baas spelen over iemand.

De baas zijn over iemand.

Iemand gevangen nemen.

Iemand berispen of slaag geven.

Samen met iemand anders alcohol drinken maar meer drank op kunnen dan de ander.

Iemand persoonlijk spreken; zonder anderen erbij.

Iemand precies zeggen wat er allemaal verkeerd is aan hem.

Iemand op 1 april foppen.

Iemand omzichtig uithoren.

Iemand beetnemen.

Iemand bijna te pakken hebben.

Iemand informeren.

Iemand boos maken.

Iemand ontslaan.

Iemand belachelijk maken.

Iemand testen.

Iemand slaag geven.

Nauwgezet volgen hoe iemand te werk gaat.

Iemand berispen.

Precies nagaan wat iemand allemaal doet.