Spreekwoorden van A tot Z

Iemand doorzien.

Iemand verschut zetten.

De macht hebben over iemand.

Iemand niet helpen.

Iemand oppakken.

Iemand beetnemen.

Iemand voor de gek houden.

Iemand teveel vragen voor een produkt.

Iemand in de problemen laten zitten.

Iemand in verlegenheid brengen.

Iemand foppen.

Iemand begraven.

Iemand slaag geven.

Iemand in de problemen laten zitten.

Iemand beetnemen.

Iemand goed te waarheid vertellen of zelfs een pak rammel geven.

Iemand verwennen.

Iemand zijn werk belemmeren.

Iemand door hebben.

Iemand oplichten.

Iemand bedriegen.

Iemand in het openbaar van iets verdenken.

Iemand veel medicijnen laten slikken.

Iemand eervol behandelen.

Iemand erg waarderen.

Zorgen dat iemand zich verantwoord blijft gedragen.

Iemand dwingen om voor je te werken.

Iemand kwaad maken.

Iemand belemmeren in zijn loopbaan.

Iemand erg hinderen.