Spreekwoorden van A tot Z

Iemand laten zitten.

Iemand in de problemen laten zitten zonder ook maar enige vorm van hulp aan te bieden.

Iemand beurs slaan.

Iemand liefhebben als het dierbaarste wat hij bezit.

Iemand negeren.

Iemand de mond snoeren.

Ervandoor gaan zonder te betalen.

Niet zeggen maar wel weten wie het gedaan heeft.

Iemand publiekelijk minachten.

Iemand afschepen met een nietszeggend antwoord.

Iemand hardhandig buiten zetten.

Iemand met huisraad en al op straat zetten.

Iemand beschieten.

Iemand aktief helpen met advies (raad) en ook op andere wijze (daad).

Iemand een flink pak rammel geven.

Veel slechts vertellen over iemand.

Heel voorzichtig iemand benaderen.

Iemand op dezelfde manier bevechten als hij zelf doet.

Iemand flink onder handen nemen.

Iemand de mond snoeren.

Iemand beroven van zijn geld.

Iemand vermoorden.

Iemand te lijf gaan.

Het beter proberen te doen dan een ander.

Iemand nooit meer willen zien.

Datgene zeggen waarvan je weet dat het gewaardeerd wordt.

Proberen te raden wat iemand denkt.

Iemand een minder verantwoordelijke functie geven.

Iemand ver weg sturen Iemand naar het Zevengesternte wijzen.

Iemand doodmaken.