Spreekwoorden van A tot Z

Hij blijft rustig.

Hij heeft een klein wondje.

Hij ziet erg bleek.

Hij is heel erg nieuwsgierig.

Hij weet tot overeenstemming te komen met iemand.

Hij maakt zijn leven wat leuker.

Hij is met een welgestelde vrouw getrouwd.

Hij is goed geweest voor iemand die hem daarvoor met ondankbaarheid zal belonen.

Hij heeft heel erg veel geld.

Hij is te voorbarig.

Hij is daar de baas.

Hij veroorzaakt zijn eigen ondergang.

Hij maakt overal excuses voor.

Hij denkt dat het om het geld te doen is.

Hij denkt slecht over iemand.

Hij doet het niet uit zijn hart maar omdat het nu eenmaal moet.

Hij gaat iets onaardigs op papier zetten.

Hij heeft een verhouding met andermans vrouw.

Hij weet zijn gekke dingen goed te verbergen.

Hij draagt de muts schuin.

Hij heeft altijd genoeg geld bij zich.

Hij is trots.

Hij zegt direct wat hij vindt.

Hij is een oproerkraaier.

Hij drinkt erg veel.

Hij consumeert erg veel alcoholische drank.

Hoewel hij graag rijk zou willen zijn is hij (ook met zijn armoede) best tevreden.

Hij maakt zich snel uit de voeten.

Je zult moeten werken voor de kost.

Hij eet alleen maar om zijn honger te stillen maar vindt het eten niet lekker.