---
63 spreekwoorden gevonden
1 - 30 van 63
Als men de vinger geeft neemt hij de hand.
Als je hem een kleinigheid toestaat verlangt hij steeds meer.
Meer
Daar is geen hand aan te steken.
Dat is veels te duur.
Meer
Dat is een kolfje naar zijn hand.
Dat is echt iets voor hem.
Meer
Dat is mij in de hand gevallen.
Dat is een onverwacht voordeel.
Meer
Dat ligt op de vlakke hand.
Dat is gemakkelijk.
Meer
Dat ligt voor de hand.
Dat valt te verwachten.
Meer
Dat valt mij geducht uit de hand.
Dat is een teleurstelling Dat valt op een gansje.
Meer
De hand aan de ploeg slaan.
Verder gaan met het werk.
Meer
De hand in eigen boezem steken.
De schuld bij zichzelf zoeken.
Meer
De hand met iets lichten.
Zich niet aan de regels houden.
Meer
De hand op de mond leggen.
Iets niet doorvertellen.
Meer
De hand op iets leggen.
Iets aantrekkelijks weten te bemachtigen.
Meer
De laatste hand aan iets leggen.
De laatste details van het werk afronden.
Meer
De winnende hand is mild.
Iemand die goed verdient heeft vaak ook wat over voor een ander.
Meer
Des vorsten hand Is zo groot als het land.
Vorsten hebben veel macht.
Meer
Een gat in de hand hebben.
Niet met geld kunnen omgaan.
Meer
Een helpende hand toesteken.
Iemand helpen.
Meer
Een huwelijk met de linker hand.
Een huwelijk waardoor de kinderen niet in de adelstand zullen komen.
Meer
Elkaar de hand reiken.
De ruzie bijleggen.
Meer
Hand- en spandiensten verrichten.
Ondersteunende werkzaamheden verrichten.
Meer
Hij heeft de hand mee in het spel.
Hij is er bij betrokken.
Meer
Hij heeft een gat in zijn hand.
Hij kan niet goed met geld omgaan; hij geeft het overal aan uit.
Meer
Hij heeft er de hand in gehad.
Hij heeft eraan meegeholpen.
Meer
Hij houd de hand op zijn zak.
Hij is een vrek.
Meer
Hij houdt de duim aan de hand.
Hij zorgt dat hij de zaak onder controle houdt.
Meer
Hij is daar over de hand.
Hij is daar niet nodig.
Meer
Hij is zwaar op de hand.
Hij ziet vaak alleen de problemen.
Meer
Hij leeft van de hand in de tand.
Hij is zo arm dat hij niets kan sparen.
Meer
Hij moet zijn hand in de zak steken.
Hij moet de rekening betalen.
Meer
Hij sloeg de hand aan zichzelf.
Hij pleegde zelfmoord.
Meer