Spreekwoorden met Lichaamsdelen

Hij kan niet goed met geld omgaan; hij geeft het overal aan uit.

Niet met geld kunnen omgaan.

Dat is een teleurstelling Dat valt op een gansje.

Iets heel makkelijk kunnen doen.

Ik heb hem onder controle.

Hij heeft eraan meegeholpen.

Hij is er bij betrokken.

Van de leiding.

Hij is een vrek.

Zeer ijverig en gehoorzaam doen wat iemand zegt.

Iemand iets geven waardoor hij in de problemen komt.

Iemand iets geven.

Je moet je niet in een echtelijke ruzie mengen.

Hij is zo arm dat hij niets kan sparen.

Hij moet de rekening betalen.

Je moet de oorzaak van de fout niet bij de ander maar bij jezelf zoeken.

Hij is daar niet nodig.

Hij pleegde zelfmoord.

Dat valt te verwachten.

Hij ziet vaak alleen de problemen.

Naar volle eer en geweten.

Daar ben ik niet helemaal zeker van; dat vertrouw ik niet helemaal.

Iets kan altijd op het laatst nog foutgaan.

Iemand laten doen zoals jij het wilt.

Niets kunnen.

Van steun afhankelijk zijn.

Iets aantrekkelijks weten te bemachtigen.

De schuld bij zichzelf zoeken.

Iemand beschermen (tegen de door hem gemaakte fouten)

De man moet de baas zijn over de vrouw.