Spreekwoorden met Lichaamsdelen

Hij heeft teveel gedronken.

Het is voor de vorm, maar niet oprecht.

Hij is onbezonnen en wild.

Hij heeft alleen maar tegenslag.

Hij heeft iemand de rug toegekeerd.

Ik kan niet gemakkelijk geld uitgeven want ik moet er hard voor werken en heb niet zoveel.

Hij heeft geen geluk meer.

Hij heeft een bochel.

Niet iedereen loopt met zijn leed te koop.

Hij wil zijn leven maar niet beteren.

Nadat de straf heeft plaatsgevonden wordt deze snel vergeten.

Dat gebeurt zonder dat hij er van op de hoogte is gesteld.

Iets meegemaakt hebben dat je niet weer hoeft te doen.

Hij kan geen kant meer op; hij heeft geen alternatieven meer.

Hij vraagt om een pak slaag.

Iemand steeds maar weer aanmanen tot harder werken.

Zich niet kunnen verroeren door een stijve rug.

Hij heeft het naar zijn zin.

Luieren.

Je zult moeten werken voor de kost.

Hij heeft zijn verzet opgegeven.

Hij heeft er niets voor hoeven te doen.

Troost.

Iemand minachten.

Zich ergens erg voor inzetten.

Gezamelijk.

Hij eet maar heeft helemaal geen trek.

Hard weglopen.

Hij is heel erg goed bewapend.

Hij kan zich goed verdedigen.