Spreekwoorden van A tot Z

Iemand in het ongeluk storten.

Iemand negeren.

Iemand in het ongeluk storten.

Iemand laten inzien hoe het werkelijk zit.

Bij iemand heel erg zeuren.

Heel erg veel eten.

Iemand in zijn voortgang belemmeren.

Iemand een vermaning geven.

Iemand dwingen tot het onderschrijven van iets.

Iemand pesten; treiteren.

Iemand heel erg vervelen.

Iemand slaag geven.

De hartslag meten (aan de pols).

Iemand zijn laatste geld afhandig maken.

Iemand steeds maar weer aanmanen tot harder werken.

Iemand afdanken.

Iemand de stopen trekken.

Iemand voor de gek houden.

Iemand hevig laten schrikken.

Iemand het snoepen verbieden.

Iemand een vermaning geven.

Iemand in zijn gezicht krabben.

Iemand met alle tien de nagels in het gezicht krabben.

Iemand uithoren.

Iemand zijn macht inperken.

Iemand ernstig hinderen.

Iemand als zijn baas erkennen.

Iemand laten struikelen.

Iemand vernederen en onderdrukken.

Iemand van boord gooien.